
Na een herbeoordeling van de effectiviteit van zogeheten PARP-remmers, schrapt het Zorginstituut de vergoeding van deze medicijnen voor een aantal indicaties. In die gevallen kon geen winst van deze kankermedicatie worden aangetoond in termen van overleving en kwaliteit van leven. ‘Het is niet wenselijk dat patiënten valse hoop krijgen of worden blootgesteld aan bijwerkingen, zonder dat daar gezondheidswinst tegenover staat.’
Zo motiveert Mark Janssen, bestuursvoorzitter van het Zorginstituut, de beslissing die er naar verwachting in resulteert dat het aantal patiënten dat deze medicijnen krijgt voorgeschreven halveert. Het is voor het eerst dat het instituut een groep kankermedicijnen voor een deel uit het Basispakket haalt. In 2023 kregen 944 vrouwen met borst- of eierstokkanker een behandeling met PARP-remmers (olaparip, niraparib of talazoparib) voorgeschreven. Daarmee was een bedrag gemoeid van circa 30 miljoen euro.
‘Samen met zorgpartijen’ gaat het Zorginstituut onderzoeken ‘of er meer medicijnen uit het basispakket opnieuw beoordeeld gaan worden. De te behalen besparingen zijn in potentie groot. De kosten van kankermedicatie zijn sinds 2012 namelijk geëxplodeerd. In dat jaar gaf Nederland 1,1 miljard euro aan medicijnen uit, waarvan 27 procent tegen kanker. Negen jaar later was dat bedrag gestegen naar 2,6 miljard euro, waarvan kankermedicatie 59 procent uitmaakte. Dat betekent een vervijfvoudiging naar anderhalf miljard euro per jaar. En de meeste van die medicijnen doen niet wat de fabrikant belooft.
‘Uit eerder onderzoek blijkt dat maar veertig procent van alle in Europa geregistreerde kankermedicijnen ervoor zorgt dat mensen langer leven’, schetst Gabe Sonke in Uitzicht 4 van 2025 het probleem. ‘En slechts tien procent laat zien dat de kwaliteit van leven verbetert door de behandeling.’ Naast het niet vergoeden van medicijnen die niet werkzaam zijn, is er ook nog veel te halen bij medicijnen die wel werken.
Sonke is internist-oncoloog in het Antoni van Leeuwenhoek en bijzonder hoogleraar klinische oncologie aan de Universiteit van Amsterdam. Als lid van het College ter Beoordeling Geneesmiddelen ontwikkelde hij een kritische blik op farmaceutische praktijk. Medicijnonderzoek wordt in veruit de meeste gevallen gefinancierd door de industrie. En wie betaalt, ‘bepaalt in grote mate hoe het onderzoek wordt opgezet en welke keuzes daarin worden gemaakt.’ Die keuzes dienen eerst het belang van de aandeelhouders en dan dat van de patiënten.
Sonke: ‘Geneesmiddelenfabrikanten willen zoveel mogelijk van een middel verkopen. Dat lukt beter als zoveel mogelijk mensen hun medicijn zo lang mogelijk en in een zo hoog mogelijke dosering gebruiken. Dat betekent dat niet wordt onderzocht wat de minimale blootstelling aan een medicijn moet zijn, maar wat de maximale blootstelling kán zijn. Die maximale blootstelling komt vervolgens in onze richtlijnen en uiteindelijk in patiënten terecht. Er is niet onderzocht of het ook een onsje minder kan zijn. En ook niet of een kortere of lagere dosering óók werkt.’
Verrassend vaak blijkt dat wel het geval te zijn. Zoals bijvoorbeeld met het borstkankermedicijn trastuzumab (herceptin). Het onderzoek op basis waarvan het middel is toegelaten, keek naar de resultaten na een jaar behandeling en zo kwam het ook in de richtlijn. Maar Frans en Engels onderzoek toont dat een behandeling van een half jaar hetzelfde effect heeft.
Patiëntenorganisaties
Uiteraard zijn de fabrikanten het niet eens met de beslissing de vergoeding van de PARP-remmers te beperken. Het Financieel Dagblad wijst er op dat ook patiëntenverenigingen ontevreden zijn. Zij drongen vorige maand juist nog aan op een ruimere vergoeding voor olaparib.
NOS.nl geeft de reactie weer van de Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties. ‘Die vindt dat het Zorginstituut te veel nadruk legt op de gemiddelde overlevingswinst voor de gehele groep patiënten en onvoldoende kijkt naar het effect op de kwaliteit van leven. Ook dat aspect zou moeten worden meegewogen in een herbeoordeling.’
In een reactie zeg Lonneke Koenraadt-Janssen, directeur bij het zorginstituut, dat weldegelijk gedaan te hebben. ‘In de onderzoeksdata zagen we geen verbetering op kwaliteit van leven. Die was bij patiënten met PARP-remmers niet beter dan bij mensen die een placebo of chemotherapie kregen.’
Voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Medische Oncologie An Reyners is kritisch op de kwaliteit van studies waar het Zorginstituut zich op baseert. Liever zagen de oncologen een aanpak die aantoont dat een medicijn niet effectief is, in plaats van de gekozen aanpak die alleen toont dat er geen bewijs is voor de werkzaamheid.
Koenraadt-Janssen is het daar in principe mee eens maar zegt niet meer bronnen ter beschikking te hebben, zoals de praktijkdata van Nederlandse patiënten. ‘We hebber er echt op ingezet om die informatie beschikbaar te krijgen, maar het bleek niet mogelijk vanwege een versnipperde registratie.’

Beeld boven: Aangepast van Pexels
Beeld onder: De spelers in de markt voor DNA reparatiemedicijnen, die in 2030 naar verwachting groeit van 8,9 miljard dollar nu naar 16,6 miljard dollar in 2030. Mordor Intelligence
MMV maakt wekelijks een selectie uit het nieuws over voeding en leefstijl in relatie tot kanker en andere medische condities.
Inschrijven nieuwsbrief