
Marry Foelkel deed een halve eeuw kennis op in de kruidentuin, Frits Muskiet deed een halve eeuw kennis op aan de universiteit. Zet die twee samen en er ontstaat spontaan een geanimeerd gesprek over natuur: van thee tot geneeskunde, onderzoek, depressie en het wonder van verliefdheid.
Het verschil tussen een kruidenvrouw en wetenschapper?
De een heeft meer knowhow en de ander meer knowwhy, denkt Frits Muskiet, em. hoogleraar klinische chemie en pathofysiologie. Hij groeide op in Curaçao. ‘Veel Antillianen hebben knowhow. Ze weten hoe ze een kapotte TV weer aan de praat krijgen, omdat ze er vaak een repareerden. Waarom het kapot gaat, doet er minder toe. Dat is vergelijkbaar met het verschil tussen jou en mij. Ik heb een beetje gestudeerd, maar de geneeskunde is voortgekomen uit jouw vak, de volks- en kruidengeneeskunde. Wie ben ik om te zeggen dat ik het beter weet?’
Marry Foelkel groeide op in Barneveld. ‘Mijn vader verongelukte toen ik 15 jaar oud was. Ik had geen opleiding. Dus wat doe je dan? Aanpakken. Ik kwam in de keuken terecht van een psychiatrische inrichting in Heerenveen. Daar begon ik mijn eerste kruidentuin. Ik kookte met de patiënten, in het weekend zaten ze in de keuken om mij heen en een paar onder de tafel’, lacht ze.
In de jaren zeventig trouwde ze met Otto en kocht ‘het kleinste huis van Beekbergen met een lapje grond’ van 4.500 vierkante meter. Daar startte ze de kruidentuin – een begrip in de regio en bij tuinspecialisten en herboristen.
Tegen Frits: ‘Ik vind het een hele eer dat je hier bent. Je zit hier op de universiteit van het leven en dat is de allerhoogste universiteit.’
Frits: ‘Wat leer je mensen hier tijdens je kruidencursussen?’
Marry: ‘Het eerste wat ik mijn cursisten leer is hoe ze thee en soep kunnen maken van kruiden uit de natuur: brandnetel, paardenbloem, vlierbes. Daarna leer ik ze aftreksels maken van kruiden op vet. De zeep van vroeger bestond uit een as en een vet. Je kunt je tanden poetsen met as. Mijn moeder waste in de oorlog de lakens van haar oudste kind in de as. Dat kind lag er fris bij, hoor!’
‘Ik geef ook lessen gezichtsdiagnostiek. Vroeger zei de dokter, steek je tong eens uit. Ook dokter Cornelis Moerman had aandacht voor die kleine klinische symptomen. Tegenwoordig kijken artsen alleen nog naar hun computerscherm.’
Frits herkent dit beeld. ‘Vroeger was de geneeskunde: kijken en observeren. Tegenwoordig is het kijken beperkt tot het lezen van de laboratoriumuitslag. Dokters leren niet meer om hun zintuiglijke waarnemingen toe te passen in de spreekkamer.’
Marry: ‘Vaak maak ik iets klaar om te proeven: een pesto of chocola met cayennepeper en biologische sinaasappelschillen. Ik leer mensen dat er in de schil meer zit dan in de vrucht. De schil bevat vitamine C, etherische oliën, in het wit zitten de bitterstoffen – de cholesterolremmers. En de vrucht? Die is alleen maar lekker.’
Frits: ‘Hoe vaak ben jij verkouden?’
Marry: ‘Ik ben heel af en toe wat grieperig.’
Frits: ‘Wat doe je dan?’
Marry: ‘Vitamine C is dan wel in beeld bij mij. Die zit sowieso in mijn dagelijkse rondje-door-de-tuinthee. Een restje van die thee gebruik ik ook als bouillon voor de tomatensoep. Ik zeg altijd: ga naar buiten, gebruik je zintuigen en pluk wat er groeit: brandnetels, berkenblad, paardenbloemen, asters. Neem overal een klein beetje van. Dan krijg je veel meer smaken en waardevolle stoffen binnen dan ze ooit in een supplement kunnen stoppen.’
Frits: ‘Een probleem voor de reguliere geneeskunde is dat een plant geen vaste samenstelling heeft waarmee je onderzoek kunt doen. Een plant is grillig in de combinatie van stoffen die hij maakt en het verschilt in zomer en winter. Voor onze gezondheid is die grillige samenstelling misschien wel het voordeel. Op Sint-Maarten is een arts die graag onderzoek wil doen naar het gezondheidseffect van bush tea bij patiënten met diabetes type 2, maar dat is dus heel lastig. Want: definieer bush tea. Als je het uit Sint-Maarten of Sint-Eustatius haalt, is het al verschillend. Laat staan wanneer je het uit Beekbergen haalt. Het is een plant en een plant is nooit hetzelfde.’
Marry wijst op een boek dat op tafel ligt ‘Dokters van nature’. Dit boek gaat over hoe dieren van nature zelfmedicatie toepassen met planten, om infecties te bestrijden. In het boek wordt de oorsprong van dit gedrag onderzocht. ‘Ik ben er weer in opgehouden. Ik heb weerstand tegen het plaatsen van elektroden op rupsen, zeg maar.’
‘Mensen willen soms tot op de nanomillimeter weten hoe iets werkt, maar zelfs als je weet hoe het werkt, is het moeilijk om te laten zien dat het werkt.’
Frits: ‘Bij onderzoek is ook de financiering vaak een probleem. Je zou mensen met diabetes type 2 in twee groepen kunnen verdelen en ze gedurende een bepaalde tijd thee laten drinken uit een en dezelfde baal thee om te zien of de glucosewaarden van de mensen in de bush tea groep beter worden. Maar wie gaat dat betalen? Zulk onderzoek is alleen voor de farmaceutische fabriek weggelegd. Die doet het niet, dus is er geen bewijs dat bush tea voordeel oplevert en dus wordt het niet geloofd. Maar als het nooit onderzocht is, hoe kan dat bewijs er dan zijn?
Marry: ‘Voor verliefdheid is ook geen bewijs. Maar je zult er maar last van hebben. Ik ken een man van 83 jaar die helemaal hoteldebotel is. Verliefd zijn is de gezondste ziekte die er is. Zijn vrouw, mijn beste vriendin, overleed een paar jaar geleden. Ik weet zeker dat zij zich rot lacht in de hemel dat hij achter die ‘colafles’ aanloopt. Geweldig, toch? Dat moet dan maar zo zijn.’
Marry schenkt de thee nog eens bij. Frits: ‘Wat drinken we hier eigenlijk?’
Marry: ‘Wat jullie nu drinken is toverthee. Met een tak van een klein kerstboompje. Daar zit hars in. Als je biochemicus bent, kan jij dat proeven.’
Frits: ‘Het doet me denken aan Redzina. Daar zit ook hars in. Die Grieken voegen het toe aan hun wijn, zodat het niet bederft. Zo simpel is het. Die planten maken het niet voor de lol, maar doen dat om zich te beschermen.’
Marry: ‘Precies. Het gif en het tegengif zit vaak in dezelfde plant.’
Frits: ‘Het gaat altijd om balans. Dat kan je bij mijn collega’s er niet in krijgen hoor, die gaan zo’n plantje uit elkaar halen op zoek naar een actieve component. Als je vanuit evolutie redeneert, zie je de overeenkomst tussen teunisbloem, je eigen leven, een bacterie en een andere plant. We komen allemaal voort uit één cel.’
Marry: ‘Ik ben niet van kaft tot kaft, hoewel ik het wel een kans geef. Als er een God is en een Schepper, dan is die zo groot, dat ik alleen maar kan leven in verwondering. Daar hoef je je helemaal niet druk over te maken.’
Frits: ‘Je hoeft het ene niet af te zweren als je in het andere gelooft. Een van mijn promovendi was zwaar religieus. Ze promoveerde als bioloog op een evolutionair onderwerp. Geloof en evolutie kunnen best naast elkaar bestaan.’
Marry: ‘Mijn vader leerde mij: ‘Plant, dier en mens hebben dezelfde Schepper, behandel ze dus hetzelfde’. Hij was fruitkweker, keek naar de maan om te weten wanneer hij moest snoeien en behandelde bomen met heermoes en aarde. Hij wist: als de aarde niet gezond is, is dat wat je ervan oogst ook niet gezond. Een plant heeft levende aarde nodig.’

Frits: ‘In één schepje aarde zit meer leven dan het totaal aan mensen die op aarde aanwezig zijn. Maar Marry, komen hier ook artsen? Wat doen die met de kennis?’
Marry: ‘Het zijn meer therapeuten dan artsen die hier komen.’ Fluisterend: ‘Half Nederland is tegenwoordig therapeut. Soms ook een arts, vaak zijn artsen voor homeopathie, die weten dat er meer is onder de zon.’ Wat wel ontzettend leuk is, ze krijgen de opdracht om één plant te omarmen. In de vorige cursus koos een arts voor Sint-Janskruid. Daar kan je Johannesolie van maken. Doe er mierikswortel, cayenne of gember bij op een lapje en dan heb je een geweldig middel tegen neuropathische pijn als gevolg van chemotherapie. De olie zorgt voor de transmissie over de zenuwen en met de cayenne of mierikswortel of desnoods gember schud je het systeem – dat is platgelegd door de chemo – weer wakker.’
Frits: ‘Ja, cayenne… dat voel je wel op je zenuwen. Wat je dus eigenlijk doet, is dat je die pijn behandelt met stoffen die het systeem prikkelen?’
Marry: ‘In al mijn simpelheid denk ik dat het zo werkt. Het is fantastisch en het kost niks. De dokter weet het niet, die geeft antidepressiva om de zenuwen te dempen. Gek word je van die rotzooi!’
Frits: ‘Wat geef je voor depressie dan en hoe?’
Marry: ‘Ook Johannesolie. En hoe? Een knijper op je neus. Niet zeuren, slikken. Twee keer per dag een theelepel.
Frits: ‘Psychiaters vinden dit eng.’
Marry: ‘Op mijn cursusmap staat: Je kunt alle planten eten, sommige maar één keer. Niemand vertelt mij of ze mijn kruiden niet na hebben kunnen vertellen. Ik heb nog geen nabestaanden gezien met een claim. Alles wat lichaamsvreemd is, moet je lijf uit. Als je depressief bent en de pil slikt, moet je goed nadenken. Sint-Janskruid kan interactie hebben met andere medicijnen. Overleg met je arts. Kruiden zijn écht medicijnen en wanneer mensen vragen hoeveel ze moeten nemen, zeg ik: ‘Neem weinig en daar de helft van.’ Dan lachen ze, maar ik ben bloedserieus.’
Frits: ‘Precies. Meer is niet altijd beter.’
MMV is uitgever van zowel een columnbundel van Frits Muskiet als van Marry Foelkel. Klik op onderstaande boeken om de boeken direct in de webshop te bestellen. Leden krijgen 40% korting. Lid worden van MMV is leuk, gemakkelijk en voordelig, doe het meteen!

MMV maakt wekelijks een selectie uit het nieuws over voeding en leefstijl in relatie tot kanker en andere medische condities.
Inschrijven nieuwsbrief